Ik schrijf enkel en alleen om klassiek proza voort te brengen

 

 

Vanaf de eerste kennismaking in 1933 hebben Ter Braak en Greshoff de totstandkoming van Elsschots werk van nabij meegemaakt, én invloed uitgeoefend op de vorm en inhoud ervan. Zoals in het artikel over Kaas al ter sprake kwam, voegde Elsschot een hoofdstuk aan dat boek toe naar aanleiding van een kritische opmerking van Ter Braak, en ook bij Tsjip deed zich een dergelijke situatie voor.

 

Absoluut zuiver Nederlandsch
Toen de eerste versie van Tsjip was afgerond en Elsschot ook dit boek aan een selecte groep vrienden had voorgelezen, kreeg Jan Greshoff het typoscript in beheer. Hij was in 1933 door Elsschot al badinerend tot ‘manager van mijn litteraire productie’ aangesteld, en hij zou dat weten ook. Meteen na de voorlezing vroeg Elsschot hem al het verhaal nog eens door te lezen en ‘alle onnederlandsche woorden of twijfelachtige woorden met uitstufbaar potlood te markeeren’, want hij wenste zijn boek ‘in absoluut zuiver Nederlandsch geschreven te zien’.

Ik schrijf enkel en alleen om klassiek proza voort te brengen, dat mooi is en mooi zal blijven. Het is louter ijdelheid.

Twee dagen later stuurde Elsschot hem de tekst van ‘twee nieuwe hoofdstukken die ik op jouw verzoek bijgeschreven heb’ en die aan Tsjip een ‘philosophische tint’ moesten geven. Binnen een week volgde daarop tot driemaal toe een nieuwe versie. ‘Zooals de tekst nu is, blijft hij’, schreef Elsschot er op een blaadje bij, maar op advies van Greshoff zou hij uiteindelijk toch de oude versie verkiezen.

 

Beeldenstormerij
Ook betrok Elsschot Greshoff in de commotie die uitgerekend deze hoofdstukken – hoofdstuk 16 en 17 over de terugkeer van Adele en Bennek en het godsdienstonderricht aan Adele – zouden veroorzaken in de Vlaamse redactie van Forum. Om een lang verhaal kort te maken: bij de overwegend katholieke redactieleden stuitten bepaalde passages op bezwaren, en Elsschot kreeg het verzoek die te schrappen. Toen hij hoorde dat een van de redacteuren zich achter de kritiek had geschaard zonder Tsjip te hebben gelezen, hield hij zich echter onverzettelijk tegen deze ‘beeldenstormerij’. Wel paste hij enkele kleinere details aan die volgens de ingewijden tegen de katholieke leer indruisten.

‘Bedank uw vrouw voor hare opmerking. Nog heden ga ik mijn onderpastoortje consulteeren en mocht er een haar in die boter zitten, dan zal ik het noodige doen.’

 

(Willem Elsschot aan Maurice Roelants)

Galeienwerk
Deze voorbeelden zijn in Elsschots geval met talloze andere uit te breiden: bij ieder boek vormden zijn toehoorders en meelezers een welkom klankbord, vanaf het voorleesritueel van de eerste versie tot aan de boekpublicatie aan toe. In het eerdergenoemde artikel ‘In Elsschot’s laboratorium’ schetste Jan Greshoff de gebruikelijke gang van zaken vrij realistisch:

Na afloop van deze zittingen [= voorlezing] wordt nog lang nagepraat over een enkel woord of een zinswending, waar encyclopedieën en dictionaires bij te pas komen, omdat geen moeite Elsschot te veel [is] als het om de strikte, zuivere uitdrukking te doen is. Zijn gewetenswroeging kent geen grenzen. In de eerste weken na zoo’n bijeenkomst ontvang ik bijna dagelijks brieven en briefkaarten met wijzigingen, omzettingen, toevoegingen en weglatingen. Toen het handschrift van Pensioen reeds lang op de zetterij onderhanden was, ontvingen eerst de redactie, daarna de uitgevers van Groot Nederland nog een gansche reeks van veranderingen, welke, het dient gezegd, bijna alle verbeteringen bleken. Hij toont zich een zeer nauwgezet werkman, zooals állen die werkelijk iets te verkondigen hebben: wat de moeite waard is gezegd te worden, is de moeite waard goed, dat is te zeggen: helder en precies, gezegd te worden.

En daarmee zijn we terug bij het beeld dat Elsschot in interviews ook altijd zelf van zijn schrijverschap heeft gegeven. Schrijven was volgens hem ‘galeienwerk’: 

Als ik het geschreven heb, begint het pas goed. Dan ga ik schrappen en bijvoegen; vooral schrappen. Zo veel tot ik op een gegeven moment tegen mezelf zeg: nu moet je ophouden anders blijft er helemaal niets meer over. Ik schrijf met de hand en na al dat schrappen en bijvoegen ga ik het tikken. En dan begint het gedonder opnieuw: weer schrappen, weer bijvoegen.

Al dat schrappen was nodig omdat er – om zijn meest aangehaalde uitspraak nogmaals te citeren – van twee nuances maar één de mooiste kon zijn, en gewoonlijk was dat de kortste. Tot besluit volgt hier het gehele citaat:

Ik schrijf zeer moeilijk en iedere bladzijde staat vol krabbels en verbeteringen. Als de definitieve redactie van mijn boek getypt is, vind en verbeter ik gewoonlijk nog een paar honderd wendingen of woorden, die beter of juister konden zijn. Men moet juist weten wat men moet zeggen, maar men moet ook juist weten hoe men het moet zeggen. Van twee nuances is er maar één de juiste, en als ze alle twee juist zijn, is er maar één de mooiste. Die moet men kiezen. Gewoonlijk is het de kortste.

In kunst mag niet geprobeerd worden
Het schrijverschap van Willem Elsschot

Willem Elsschot (1882-1960) was in het dagelijks leven een gewiekst en succesvol reclameman. Die hoedanigheid kwam hem ook als schrijver van pas. Met verschillende inmiddels klassiek geworden citaten en uitspraken - oneliners en slogans - heeft hij zijn literaire reputatie een aardig handje geholpen. Soms tegen de literaire stroom in. Voornaamste handelsmerk: zijn stijl.

Lees het verhaal
Biografie