Charlotte Mutsaers

Kunst

Een kunstenaar is immers in de eerste plaats een theezeefje, een wan, een vergiet of een koffiefilter. Er zijn een paar dingen waar hij nooit van zijn leven buiten kan: een uitzonderlijk, voor mijn part getikt, schift- en zichtvermogen en zowel de drang  als het talent als de durf om wat via de volstrekt persoonlijke logica van zijn eigen gevoel geschift in zijn brein is beland, zo adequaat vorm te geven dat hij daarmee enkele andere breinen weet binnen te sijpelen. De vorm moet het afwezige lichaam vervangen.

KERSEBLOED

Een kunstenaar mag nog meer niet. Hij moet geen dingen maken waar (ook) om te lachen valt. Per officieuze uitspraak sluiten kunst en humor elkaar uit, want waar de lach heerst zou de ernst niet kunnen bestaan. Deze infecte onzin heeft niet alleen veel professionele kunstbeschouwers aangetast, maar ook een groot deel van ‘het publiek’ dat denkt dat het om echte gedichten of echte schilderijen nooit mag lachen.

BONT

PIETA
De blinden, de Amerikanen, de fox-terriërs,
de schoenmakers, Napoleon, James Ensor,
de dierenkwellers, de drogisten zonder haar,
de wetenschappelijke medewerkers, de paus,
wie zou er eigenlijk niet willen sterven
in de omarming van zijn bloedeigen moeder?

Als een rotsblok, als een grot waarin een grote
Zoon kan schuilen, zó rijst de Pieta voor ons op.
Waar vinden wij dochters zo’n toevluchtsoord?

Hazepeper

‘Het mooiste dat ik de laatste tijd heb gezien,’ schreef Kees Fens onder het pseudoniem A.L. Boom over de reeks ‘Piëtà’s’. Alle schilderijen ontstonden in 1984. Voor Fens was de meeste rechtse het meest indrukwekkend: ‘Hoofd en mantel, meer is ze niet. Een hand steekt uit de mantel, een gebaar van leegte. De moeder heeft niemand maar, erger nog, de zoon heeft ook niemand: geen sterfschoot.’

Lang geleden keek ik huizenhoog op tegen kunstenaars die beweerden dat ze iets hadden geraakt, getroffen, gevangen of vastgelegd.  De een beweerde dat hij het licht gevangen had, de ander dat hij de tijdgeest had getroffen, weer een ander dat hij de kern van het wezen vrouw had geraakt en noem maar op. Maar wat bleek? Zodra ik op onderzoek uitging, was de vogel keer op keer gevlogen. Wat blijft er dan nog over van zulke jagers?

Pedante pendules….

Jammer dat we geen kunstwerk kunnen vervaardigen dat zijn kracht louter ontleent aan geur. Een hond zou het misschien kunnen. Maar een hond kijkt wel uit om zijn tijd met kunst te verdoen. Die leidt liever zijn geurige zwart-wit leven.

Pedante pendules…

Museumbezoek

Is het dakhaar
wat dit hoofd zo
grauwelijk bedekt
of wat dacht jij
botervette nek

Leisteen als je
’t mij zo eerlijk
vraagt en met cement
het fixatief bespaard

Lijkt mij als kapsel
al met al
behoorlijk zwaar
knappe kapper
deze kunstenaar

Uit Dooier op drift

Goede kunst haalt niet alleen ons hart en onze hersens overhoop, maar roept ook rissen vragen op en als allereerste vraag: wie ben ik?

Kersebloed

Er zijn schilders die hun schilderij eerst compleet in tekenvorm opzetten en daarna inkleuren. Er zijn schrijvers die hun boek tot in de details op schema zetten en het daarna uitwerken. Akkoord, elk geraamte kan worden aangekleed, maar het blijft een geraamte: dood.

Pedante Pendules...

Een circus voor de geest

Charlotte Mutsaers zou graag willen schrijven als een zwaluw: rondcirkelend, rakelings, steels. Ze zou willen kijken naar de wereld met een hondenblik. En ze zou graag kunnen rennen als een haas. Want waar een mens saai recht vooruit koerst, slaat een haas ‘haken’.

 

Welkom in de Charlottesque wereld waarin u haken kunt slaan in alle fascinaties van Charlotte Mutsaers.

 

Charlotte Mutsaers (2 november 1942) was de tweede dochter van Mies Lely (1916-1977) en Barend Mutsaers (1906-1980). Van vaderszijde stamt ze uit een eeuwenoud patriciërsgeslacht. Haar moeder was een telg uit de familie Lely. Haar overgrootvader bedacht het plan voor de Zuiderzeewerken.

Charlotte groeide op aan de Nieuwegracht in Utrecht. De vakanties bracht ze door in Wijk aan Zee of bij haar grootouders in Kapellen bij Antwerpen. Na de lagere school doorliep ze het Stedelijk Gymnasium dat in het eerste deel van Rachels rokje wordt beschreven. Ze was redacteur van de schoolkrant Apophoreta, net als haar eerste echtgenoot Ton Anbeek van der Meijden. In Amsterdam studeerde ze Nederlands en daarna aan de Rietveld Academie schilderen en vrije grafiek. Aan diezelfde opleiding was ze jarenlang als docente verbonden. In 1973 trouwde ze met de Neerlandicus Jan Fontijn. Met hem woont ze tegenwoordig afwisselend in Amsterdam en Oostende. De zomers brengen ze in Frankrijk door.

In de jaren zeventig en tachtig maakte ze voornamelijk beeldend werk: schilderijen, grafiek, boekomslagen, postzegels en covers van tijdschriften. Beroemd werden vooral haar reeksen schilderijen ‘Piëta’ en ‘La belle et la bête’. Geleidelijk aan verschoof het accent van beeldende kunst naar literatuur. In 1988 verscheen de roman De markiezin en in 1990 de bundel Kersebloed. Ze gaf in dat boek, maar ook in Paardejam en Zeepijn aan het begrip ‘essay’ eem heel persoonlijke en dartele inhoud. Een groot publiek bereikte ze met haar romans Rachels rokje (1994) en Koetsier Herfst (2008).

In 2010 kreeg ze de P.C. Hooft-prijs voor verhalend proza: ‘Het werk van Charlotte Mutsaers is een feest voor lezers die hun geest willen laten waaien.’ Momenteel werkt ze aan een nieuw boek, ‘een tussenvorm van roman en beschouwing’ die zal verschijnen bij de nieuwe uitgeverij Das Mag.

Het werk van Charlotte Mutsaers

1 Het circus van de geest

2 Mijnheer Donselaer zoekt een vrouw

3 Paardejam

4 De markiezin

5 Rachels rokje

6 Zeepijn

7 Hazepeper

8 Hanegeschrei

9 Bont

10 Kersebloed

11 Rachels rokje

12 Dooier op drift

13 Koetsier herfst

14 Pedante pendules en andere wekkers

15 Sodom revisited